Het hunebed wordt in 1818 vermeld door R. Boelke. In 1822 werd het omschreven als een voortreffelijk en welbewaard hunebed met vijf dekstenen. Dit hunebed is 1918 onderzocht door de archeoloog Albert van Giffen. Het had vijf vloerlagen, de onderste steenlaag lag 1,70 meter lager dan de dekstenen. Het hunebed had oorspronkelijk vier dekstenen. Van de drie nu aanwezige dekstenen is er één later bijgeplaatst. De kelder van het graf bevond zich op circa 1 meter diepte. Bij de opgraving van 1918 was de dekheuvel nog voor een groot deel intact. Er waren toen twee dekstenen. Hij beschreef dit hunebed (en voornamelijk de overblijfselen van de dekheuvel) als "zeer in het oog springend". In de grafkelder zijn scherven gevonden van meer dan 65 potten, waarvan de meeste een versiering met ingegroefde lijnen hebben. Ook werden er standvoetbekers en verbrande menselijke resten aangetroffen. De dekheuvel is in de Wikkeldraadcultuur opgehoogd. Buiten het hunebed vond Van Giffen drie versierde schalen.
Locatie: Exloo
Coördinaten: 52.89165, 6.84589